Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  shut 
he/she/it  shuts 
verleden tijd  shut 
voltooid
deelwoord
 shut 
onvoltooid
deelwoord
 shutting 
gebiedende wijs  shut 

Werkwoord

shut

  1. overgankelijk dichtdoen, sluiten
    «Please shut the door.»
    Doe a.u.b. de deur dicht.
Uitdrukkingen en gezegden
  • shut off
afsluiten
  • shut up
de mond houden, zwijgen (vnl. in de imperatief gebruikt)