Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoolbezoek schoolbezoeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het schoolbezoeko

  1. (onderwijs) bezoek aan een school (b.v. van een inspecteur, schoolcommissie etc.)

Gangbaarheid