1. Model van een deel van een scheepswand bij de boeg.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheeps·wand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepswand scheepswanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de scheepswandm

  1. (scheepvaart) afscheiding tussen de romp van een vaartuig en het water eromheen
    • Door de folie wordt giftige verf - die nu voor de scheepswanden wordt gebruikt - overbodig gemaakt.  [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepswand -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het scheepswando

  1. (verouderd) (scheepvaart) touwwerk van een zeilschip
    • De pakhuis-huren, wegens de bewaring van het scheepswand en toebehooren, zijn bevoorregte schulden (…) [2]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen