Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·ke·la·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord takelage -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de takelagev

  1. (scheepvaart), (verouderd) de masten en hun verstaging (het zg. staande want) van een traditioneel zeilschip.
    • Van de takelage stond alleen nog den bezaans- en voorondermast.[2] 
  2. (techniek) het ophijsen van lasten met behulp van een takel of kraan
    • Over de kosten van de takelage moet nog worden onderhandeld. 
Synoniemen
Meroniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. takelage op website: Etymologiebank.nl
  2. Rotterdams Nieuwsblad 7-7-1896
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be