schandek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schan·dek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schandek | schandekken |
verkleinwoord | schandekje | schandekjes |
Zelfstandig naamwoord
het schandek o
- (scheepvaart) afdekking waarlangs vocht of vuil afglijdt aan een schip of gebouw
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'schandek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.