Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaalt op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opschalen

schaalt (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschalen
    • Jij schaalt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschalen
    • Hij schaalt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opschalen
    • Schaalt op! 

Gangbaarheid