Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rus·so·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van Rus met het achtervoegsel -fiel
enkelvoud meervoud
naamwoord russofiel russofielen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de russofielm

  1. iemand die een grote voorliefde heeft voor alles wat Russisch is
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen russofiel russofieler russofielst
verbogen russofiele russofielere russofielste
partitief russofiels russofielers -

Bijvoeglijk naamwoord

russofiel

  1. een grote voorliefde tonend voor Rusland

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be