Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roest·te vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastroesten

roestte vast

  1. enkelvoud verleden tijd van vastroesten
    • Ik roestte vast. 
    • Jij roestte vast. 
    • Hij, zij, het roestte vast. 


Gangbaarheid