Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roeit af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afroeien

roeit (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afroeien
    • Jij roeit af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afroeien
    • Hij roeit af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afroeien
    • Roeit af! 

Gangbaarheid