Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·veil·le
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sein om troepen te wekken’ voor het eerst aangetroffen in 1578 [1]
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord reveille reveilles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reveillev / m [2]

  1. (militair) oproep om de troepen wakker te maken
    • Daarna klinkt de reveille, het ontwaken, opstaan en weer doorgaan. [3] 
    • Hier en daar wordt een traantje weggepinkt. Het was zwaar en emotioneel voor de 50 rokers die zich vrijwillig lieten opsluiten. Don Soepboer (59) uit Enschede en Jacco Holter (49) uit Almelo stonden sinds zondagochtend onder 'verzwaard arrest'. Althans, zo zouden ze het regime hebben genoemd toen de Generaal De Bonskazerne in Grave nog bij defensie in gebruik was. Don Soepboer spreekt van 'een tikje Spartaans'. Met 25 mannen in stapelbedden in een slaapzaaltje en 's ochtends om 7 uur reveille." [4] 
  2. een oproep om mensen bewust te maken van iets
    • Ook Paul Witteman blijft vooralsnog rustig onder het rechtse reveille. ‘Ons programma zou er zijn voor de linkse kerk. Nou, je kunt de goede gasten hebben of niet. Je kunt actueel zijn of niet. Je kunt een sfeervol programma hebben of niet. Dáár kijken we elke dag naar, niet of de linkse kerk voldoende aan bod komt. We zijn natuurlijk wel van de VARA, en dat hoeven we ook weer niet weg te stoppen, maar we proberen het beste programma te maken, net als Matthijs met DWDD. [5] 
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen