Engels

Uitspraak
  • IPA: /rəˈmaɪnd/
vervoeging
onbepaalde wijs to  remind 
he/she/it  reminds 
verleden tijd  reminded 
voltooid
deelwoord
 reminded 
onvoltooid
deelwoord
 reminding 
gebiedende wijs  remind 

Werkwoord

remind

  1. herinneren
    «He reminded her of her obligations.»
    Hij herinnerde haar aan haar verplichtingen.