reflectorisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·flec·to·risch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van reflectoir met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | reflectorisch | reflectorischer | |
verbogen | reflectorische | reflectorischere | |
partitief | reflectorisch | reflectorischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
reflectorisch [1]
- betrekking hebbend op een reflex
Gangbaarheid
- Het woord reflectorisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.