Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rech·ter·slaap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechterslaap rechterslapen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rechterslaapm

  1. zijvlak van het hoofd tussen rechteroog en rechteroor
    • Hij had een vertederend gezicht. Bij de Somme was zijn rechterslaap door een kogel geschramd. Hij was heel bang geweest, maar was ervanaf gekomen met een litteken dat zijn oog een beetje scheeftrok en hem iets speciaals gaf. [2] 
    • Tijdens een gewone voetbalwedstrijd vorige maand dook Nsemoh naar een bal en kreeg daarbij een trap tegen zijn rechterslaap. [3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
  3. Tubantia 25-01-09 Tiener spreekt na coma plots vloeiend Spaans