rechterbuur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rechterbuur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rech·ter·buur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rechter bn en buur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechterbuur | rechterburen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de rechterbuur m
- iemand die zich direct rechts bevindt
- iemand die direct rechts woont
- ▸ Op de driezitsbank waren Tinekes man Gerard en de rechterburen Klaas-Jan en Annemiek Sturkeboom druk aan het converseren.[1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord rechterbuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.