Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rech·ter·buur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechterbuur rechterburen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rechterbuurm

  1. iemand die zich direct rechts bevindt
  2. iemand die direct rechts woont
     Op de driezitsbank waren Tinekes man Gerard en de rechterburen Klaas-Jan en Annemiek Sturkeboom druk aan het converseren.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen