rado
Esperanto
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | rado | radoj |
accusatief | radon | radojn |
Zelfstandig naamwoord
rado
Nedersorbisch
Uitspraak
- IPA: /radɔ/
Bijvoeglijk naamwoord
rado
- korte vorm onzijdig enkelvoud van rad
Oudhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord rad
Bijwoord
rado
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /radɔ/
Woordafbreking
- ra·do
Zelfstandig naamwoord
rado