radiologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·dio·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van radiologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | radiologisch | radiologischer | |
verbogen | radiologische | radiologischere | |
partitief | radiologisch | radiologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
radiologisch
- (medisch) met betrekking tot het medisch specialisme dat zich bezig houdt met het opzoeken van de aard en de plaats van een ziekte, letsel of aandoening door middel van stralen of golven
- (wetenschap) met betrekking tot de wetenschap van de radioactiviteit
Verwante begrippen
Vertalingen
1. met betrekking tot de leer van de radioactiviteit
Gangbaarheid
- Het woord radiologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "radiologisch" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
(radioactief verval)
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie. (medisch)