Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raam·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raambezoek raambezoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het raambezoeko

  1. iemand bezoeken waarbij er tussen beiden een glasplaat (zoals een raam) blijft om zo het gevaar van elkaar te besmetten te voorkomen
    • Tijdens de coronapandemie kregen vooral kwetsbare mensen raambezoek om zo hun gezondheid te beschermen.