raambezoek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: raambezoek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- raam·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raambezoek | raambezoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het raambezoek o
- iemand bezoeken waarbij er tussen beiden een glasplaat (zoals een raam) blijft om zo het gevaar van elkaar te besmetten te voorkomen
- Tijdens de coronapandemie kregen vooral kwetsbare mensen raambezoek om zo hun gezondheid te beschermen.