Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·por·ti·o·neel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘evenredig’ voor het eerst aangetroffen in 1681 [1]
  • afgeleid van proportie met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen proportioneel proportioneler proportioneelst
verbogen proportionele proportionelere proportioneelste
partitief proportioneels proportionelers -

Bijvoeglijk naamwoord

proportioneel

  1. evenredig
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen