Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pop·pen·kraam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poppenkraam poppenkramen
verkleinwoord poppenkraampje poppenkraampjes

Zelfstandig naamwoord

poppenkraam v / m o [1]

  1. kraam waar men poppen verkoopt
    • Ik stond laatst voor een poppenkraam, o, o, o,
      Daar zag ik mooie poppen staan, zo, zo, zo,
      De poppenkoopman ging op reis,
      De poppen raakten van de wijs,...
       

Gangbaarheid

Verwijzingen