Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord planschade planschaden
planschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de planschadev / m

  1. vermogensschade (waardevermindering van onroerende zaken) of inkomensschade die ontstaat na wijziging van de planologie
    • Struis woont pal naast de bouwput van Viking, aan de Nieuwe Markt 7. Hij bezat tot 2014 ook twee andere naastgelegen panden. Die panden aan de Nieuwe Markt (waaronder 1G) heeft hij verkocht aan de gemeente om de plannen voor Viking - de naam is inmiddels veranderd in Mimik - mogelijk te maken. Onderdeel van de verkoop was dat hij zich zou onthouden van aanspraak op planschade en dat hij geen juridische strijd zou voeren. [1] 
    • Diverse protestgroepen willen dat de turbine zo snel mogelijk wordt weggehaald. „Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald”, zegt woordvoerster Miranda van der Deijl. Ook komen de bewoners met planschade: „Want ook al zijn we voorstander van duurzaamheid, feit is wel dat onze woningen door dit Haagse prestigeproject van de PvdA en HSP minder waard zijn geworden.” [2] 
    • Heffingen gaan omlaag of worden stopgezet. Om luchtvaartmaatschappijen tegemoet te komen daalt de securityheffing. Deze toeslag vormt een aanzienlijk deel van de totale luchthavengelden. Verder hoeft Schiphol niet meer op te draaien voor planschade aan woningen in de omgeving. Dat scheelt 10 miljoen euro per jaar. [3] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia Judah Bolink 23-04-19 Buurman ‘Viking’ vraagt rechter om bouwstop filmtheater
  2. De Telegraaf MARIEKE VAN ESSEN 19 jan. 2017 Massaal protest windmolen Leidschendam
  3. HP de Tijd 29 APR 2016 Miljoenen voor verdere groei Schiphol