Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·scha·de·claim
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord planschadeclaim planschadeclaims
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de planschadeclaimm

  1. (juridisch) aanspraak op vergoeding van schade veroorzaakt door de uitvoering van een bepaald beleid
     De actiegroep vraagt de gemeente zorgvuldig onderzoek te doen naar alternatieve manieren van duurzame energieopwekking. Kuiphuis: ,,Neem daar de tijd voor. De techniek gaat zo hard. Wie weet welke nieuwe mogelijkheden zich kunnen aandienen. Voorop staat dat wij hier geen zwarte spiegel met zonnepanelen willen. Het zou ten koste gaan van ons woongenot en van de biodiversiteit in het gebied.” Zeker 1200 mensen aan de rand van de Hasseler Es zouden er last van hebben, denkt Kuiphuis. ,,Het gaat om een grote groep bewoners. Dat kunnen we niet zomaar laten passeren. Mocht de gemeente dit doorzetten, dan komen we met een flinke planschadeclaim.”[1]
     De gemeente vindt echter dat ze erop vooruit zijn gegaan. Toen de bedrijfsbestemming nog gold konden er namelijk hoge gebouwen komen. De toenmalige eigenaar van de molenromp heeft de hele handel verkocht. Naar eigen zeggen omdat hij er genoeg van had. De nieuwe eigenaar heeft niets met het gedoe te maken. De voormalige eigenaar heeft de molenromp laten restaureren. Met de gemeente heeft hij een planschadeovereenkomst moeten tekenen. Planschadeclaims kan de gemeente dan afwentelen. Hof van Twente vindt echter dat er niets te claimen valt. De voormalige eigenaar hoeft zich volgens de gemeente geen zorgen te maken.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tim Nijhof
    “Zonnepark in Hasselo? Actiegroep met Hengeloërs en Deurningers dreigt vast met planschadeclaim” (07-06-2021), Tubantia
  2.   Weblink bron “Emoties buurtbewoners lopen hoog op bij ruzie over molenromp Markelo” (06-11-2021), Tubantia