Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
pike pikes

Zelfstandig naamwoord

pike

  1. scherpe punt
  2. (militair) piek, lange staaf met een scherpe punt, gebruikt door infanteristen
  3. (straalvinnigen) snoek
  4. (landbouw) opper, spits toelopende stapel waarin hooi op het land kan drogen
vervoeging
onbepaalde wijs to  pike 
he/she/it  pikes 
verleden tijd  piked 
voltooid
deelwoord
 piked 
onvoltooid
deelwoord
 piking 
gebiedende wijs  pike 

Werkwoord

pike

  1. overgankelijk steken met een piek