pijprookten
- Geluid: pijprookten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɛiproktə(n) / (3 lettergrepen)
- pijp·rook·ten
- pijprookte met de uitgang -en
vervoeging van |
---|
pijproken |
pijprookten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van pijproken
- ...dat wij pijprookten.
- ...dat jullie pijprookten.
- ...dat zij pijprookten.
- Neen, gemakkelijk is 't niet om het vuur in 3.3 gram tabak brandende te houden. Dat vereist heel veel deskundigheid. Misschien zegt u, dat 't geen pijp tabak waard is, maar de deelnemers dachten er gisteravond heel anders over, ook de dames, die — achttien in aantal — pijprookten alsof het dagelijks werk was. [1]
- ...dat wij pijprookten.
- Het woord 'pijprookten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "Eerste rookkampioenschap te Assen. Toebacksuygen is geen eenvoudige bezigheid" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 70 nr. 274 (21 november 1957); p. 13 kol. 3; geraadpleegd 2018-10-17