Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pep·ti·de·bin·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord peptidebinding peptidebindingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de peptidebindingv

  1. (scheikunde) binding tussen twee aminozuren, om zo een peptide (een kleine keten van aminozuren) te vormen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie