Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·tho·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pathologisch pathologischer
verbogen pathologische pathologischere
partitief pathologisch pathologischers -

Bijvoeglijk naamwoord

pathologisch [1]

  1. (medisch) ziekte betreffend
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen