Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·gli·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
paragliden


onvolledig

Werkwoord

paragliden

  1. aan een rechthoekige parachute door de lucht glijden, schermvliegen
    • Hij paraglidede als een vogel door de lucht. 

Meer informatie

Gangbaarheid