Een parachute.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·chu·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘valscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]
  • afgeleid van het Franse 'parachute' (met het voorvoegsel para-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord parachute parachutes
verkleinwoord parachuutje parachuutjes

Zelfstandig naamwoord

de parachutem

  1. een openvouwend scherm dat de valsnelheid dusdanig vertraagt dat iemand veilig uit een vliegtuig kan springen
    • Het vuurwerk was voorzien van kleine parachuutjes waardoor het langer in de lucht zichtbaar kon blijven. 
     „Als je zo midden in de nacht naar beneden springt met een parachute, ja ik weet er niets van, maar ik neem aan dat het midden in de nacht moet zijn, dan ben je toch enorm bang?” Hij verzekerde haar dat hij niet bang zou zijn.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen