Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paai·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paaitijd paaitijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de paaitijdm

  1. (biologie) tijd van het jaar dat vissen zich voortplanten
    • De paaitijd van deze soort is in het voorjaar. 
Synoniemen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be