Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·thop·tist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Griekse 'optikos', 'optikè' of 'optika' (de leer van het zien) met het voorvoegsel ortho- met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord orthoptist orthoptisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de orthoptistm

  1. (beroep) paramedicus werkzaam in de oogheelkunde

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen