oorlogstuig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  oorlogstuig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• oor·logs·tuig

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  oorlog zn  en  tuig zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	oorlogstuig	oorlogstuigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het oorlogstuig o

1. al het materiaal dat men nodig heeft voor het voeren van een oorlog

   ▸ Zij kon nochtans niet nalaten eraan toe te voegen: 'Wel allemachtig! Hoe komt het toch dat die koning alles over mijn huis schijnt te weten? Er is hier niets dat met wapens of oorlogstuig te maken heeft, of hij is ervan op de hoogte.

   ▸ En op dit ogenblik herinnert hij zich de heftige twist, die er gisteren op het stadhuis tussen hem en zijn drie medeburgemeesters is opgelaaid, over de prachtige mogelijkheid om thans met de voor hun vrijheid vechtende Amerikaanse koloniën een geheim contract te sluiten voor de levering van oorlogstuig.

Verwante begrippen

• wapentuig

Synoniemen

• strijdmiddelen, oorlogsmateriaal

Hyponiemen

• gevechtsvliegtuig, artillerie, munitie, oorlogsschip, tank, kanon

Gangbaarheid

• Het woord oorlogstuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.