Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·gra·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van graat met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontgraten
ontgraatte
ontgraat
zwak -t volledig

Werkwoord

ontgraten

  1. overgankelijk (voeding) (kookkunst) van graten ontdoen (vis)
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be