Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·peil·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onpeilbaar onpeilbaarder onpeilbaarst
verbogen onpeilbare onpeilbaardere onpeilbaarste
partitief onpeilbaars onpeilbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onpeilbaar

  1. niet mogelijk om te peilen
    • Het onpeilbare water bleef maar stijgen. 
  2. onbegrijpelijk.
    • Hij is toch zo'n onpeilbare jongen, ik kan echt geen goed beeld van hem krijgen. 

Gangbaarheid