onnadrukkelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·na·druk·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van nadrukkelijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onnadrukkelijk | onnadrukkelijker | onnadrukkelijkst |
verbogen | onnadrukkelijke | onnadrukkelijkere | onnadrukkelijkste |
partitief | onnadrukkelijks | onnadrukkelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onnadrukkelijk [1]
- zonder speciale aandacht; zonder klemtoon
- ▸ Hoe hij onnadrukkelijk het gesprek beheerst had, en hoe goed hij daarbij in vorm was geweest.[2]
- ▸ Regisseur Johan Nijenhuis, koning van de Nederlandse romcom (releatiecomedie-red), bewijst onnadrukkelijk zijn vakmanschap: met een goed script maakt hij een goede film. Dat mag best vaker zijn ambitie zijn.”[3]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onnadrukkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron Gerben Kuitert“Invasie bij Kinepolis: 2200 bezoekers bij première film met Finkers” (12 feb. 2020), Tubantia