Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·loof·waar·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeloofwaardig ongeloofwaardiger ongeloofwaardigst
verbogen ongeloofwaardige ongeloofwaardigere ongeloofwaardigste
partitief ongeloofwaardigs ongeloofwaardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

ongeloofwaardig
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord

Bijwoord

ongeloofwaardig [1]

  1. geen geloof verdienend (omdat het onwaarschijnlijk overkomt)
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen