onbeladen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·be·la·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbeladen | onbeladener | onbeladenst |
verbogen | onbeladenste | ||
partitief | onbeladens | onbeladeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbeladen [1]
- zonder last of lading
- Vrachtwagenchauffeurs die ondanks alle waarschuwingen tóch onbeladen met hun truck de weg opgaan, solliciteren ernaar om met hun wagen van de weg te worden geblazen. Ondanks herhaalde waarschuwingen zijn er nog honderden rijders die toch het risico nemen.[2]
- Op zaterdag 25 april wordt de eerste nieuwe authentieke zomp gedoopt, 12 meter lang, 2,70 meter breed en met een onbeladen diepgang van 25 centimeter. De boot biedt ruimte aan maximaal 25 passagiers.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onbeladen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbeladen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf GIJSBERT TERMAAT 18 jan. 2018
- ↑ de Telegraaf 25 apr. 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be