Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·zet·ver·lies
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omzetverlies omzetverliezen
verkleinwoord omzetverliesje omzetverliesjes

Zelfstandig naamwoord

het omzetverlieso

  1. (economie) vermindering van het totaalbedrag van verkopen van een bedrijf (organisatie, rechtspersoon) in een bepaalde periode
     "Ondernemers in de stad zijn door de jarenlange ellende ongelooflijk ongerust", zegt Thierry Veron van winkeliersvereniging Facap. De organisatie liet onderzoek doen naar het omzetverlies. "In 2019 en 2020 zag je dat in heel Frankrijk de omzet stabiel bleef. Maar in de stad Parijs kelderde de omzet in die periode met 21 procent."[1]
     Bedrijven die minstens 50 procent omzetverlies leden in het derde en vierde kwartaal komen voor compensatie in aanmerking. Zij krijgen 10 procent van het verlies over het laatste kwartaal vergoed.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Frank Renout
    “Winkeliers Parijs in nood, en dat komt niet alleen door corona” (2/1/2022), NOS
  2.   Weblink bron “Door overstroming getroffen ondernemers Limburg toch gecompenseerd” (VR 17 DECEMBER 2021), NOS