omvergooien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omvergooien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omvergooien | omver te gooien | ||||||||
toekomend | zullen omvergooien omver zullen gooien |
te zullen omvergooien omver te zullen gooien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omvergegooid | te hebben omvergegooid | ||||||||
toekomend | omvergegooid zullen hebben | omvergegooid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omvergooiend | omvergegooid | ev. gooi omver |
mv. verouderd gooit omver |
gooie omver (bijzin) omvergooie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | gooi omver | gooit omver | gooit omver | gooit omver | gooit omver | gooien omver | gooien omver | gooien omver | |||
verleden (o.v.t.) | gooide omver | gooide omver | gooide omver | gooide omver | gooide omver | gooiden omver | gooiden omver | gooiden omver | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omvergooien | zult/zal omvergooien | zult/zal omvergooien | zult omvergooien | zal omvergooien | zullen omvergooien | zullen omvergooien | zullen omvergooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omvergooien | zou omvergooien | zou(dt) omvergooien | zoudt omvergooien | zou omvergooien | zouden omvergooien | zouden omvergooien | zouden omvergooien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omvergooi | omvergooit | omvergooit | omvergooit | omvergooit | omvergooien | omvergooien | omvergooien | |||
verleden (o.v.t.) | omvergooide | omvergooide | omvergooide | omvergooide | omvergooide | omvergooiden | omvergooiden | omvergooiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omvergooien omver zal gooien |
zult/zal omvergooien omver zult/zal gooien |
zult/zal omvergooien omver zult/zal gooien |
zult omvergooien omver zult gooien |
zal omvergooien omver zal gooien |
zullen omvergooien omver zullen gooien |
zullen omvergooien omver zullen gooien |
zullen omvergooien omver zullen gooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omvergooien omver zou gooien |
zou omvergooien omver zou gooien |
zou(dt) omvergooien omver zou(dt) gooien |
zoudt omvergooien omver zoudt gooien |
zou omvergooien omver zou gooien |
zouden omvergooien omver zouden gooien |
zouden omvergooien omver zouden gooien |
zouden omvergooien omver zouden gooien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omvergegooid | hebt omvergegooid | hebt/heeft omvergegooid | hebt omvergegooid | heeft omvergegooid | hebben omvergegooid | hebben omvergegooid | hebben omvergegooid | |||
verleden (v.v.t.) | had omvergegooid | had omvergegooid | had omvergegooid | hadt omvergegooid | had omvergegooid | hadden omvergegooid | hadden omvergegooid | hadden omvergegooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omvergegooid hebben | zal/zult omvergegooid hebben | zult/zal omvergegooid hebben | zult omvergegooid hebben | zal omvergegooid hebben | zullen omvergegooid hebben | zullen omvergegooid hebben | zullen omvergegooid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omvergegooid hebben | zou omvergegooid hebben | zou/zoudt omvergegooid hebben | zoudt omvergegooid hebben | zou omvergegooid hebben | zouden omvergegooid hebben | zouden omvergegooid hebben | zouden omvergegooid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omvergegooid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omvergegooid | er is omvergegooid | |||||||||
verleden | er werd omvergegooid | er was omvergegooid | |||||||||
toekomend | er zal omvergegooid worden | er zal omvergegooid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omvergegooid worden | er zou omvergegooid zijn | |||||||||
lijdende vorm omvergegooid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omvergegooid worden | omvergegooid te worden | ||||||||
toekomend | omvergegooid zullen worden | omvergegooid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omvergegooid zijn | omvergegooid te zijn | ||||||||
toekomend | omvergegooid zullen zijn | omvergegooid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omvergegooid | wordt omvergegooid | wordt omvergegooid | wordt omvergegooid | wordt omvergegooid | worden omvergegooid | worden omvergegooid | worden omvergegooid | |||
verleden (o.v.t.) | werd omvergegooid | werd omvergegooid | werd omvergegooid | werdt omvergegooid | werd omvergegooid | werden omvergegooid | werden omvergegooid | werden omvergegooid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omvergegooid worden | zult omvergegooid worden | zult omvergegooid worden | zult omvergegooid worden | zal omvergegooid worden | zullen omvergegooid worden | zullen omvergegooid worden | zullen omvergegooid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omvergegooid worden | zou omvergegooid worden | zou/zoudt omvergegooid worden | zoudt omvergegooid worden | zou omvergegooid worden | zouden omvergegooid worden | zouden omvergegooid worden | zouden omvergegooid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omvergegooid | bent omvergegooid | bent/is omvergegooid | zijt omvergegooid | is omvergegooid | zijn omvergegooid | zijn omvergegooid | zijn omvergegooid | |||
verleden (v.v.t.) | was omvergegooid | was omvergegooid | was omvergegooid | waart omvergegooid | was omvergegooid | waren omvergegooid | waren omvergegooid | waren omvergegooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omvergegooid zijn | zult omvergegooid zijn | zult omvergegooid zijn | zult omvergegooid zijn | zal omvergegooid zijn | zullen omvergegooid zijn | zullen omvergegooid zijn | zullen omvergegooid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omvergegooid zijn | zou omvergegooid zijn | zou/zoudt omvergegooid zijn | zoudt omvergegooid zijn | zou omvergegooid zijn | zouden omvergegooid zijn | zouden omvergegooid zijn | zouden omvergegooid zijn |