Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·slo·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omsluiten

omsloten

  1. meervoud verleden tijd van omsluiten
    • Wij omsloten. 
    • Jullie omsloten. 
    • Zij omsloten. 
  2. voltooid deelwoord van omsluiten