omsloten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·slo·ten
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van omsluiten: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ui-oo (IPAː /ʌʏ/ - /oː/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omsluiten |
omsloten