Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mot·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

motsen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
motsen
motste
gemotst
zwak -t volledig
  1. verminken van een dier
  2. de oren korten van een dier
  3. iemand doden of iemand verscheuren
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

de motsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mots

de motsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord motse

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen