Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mots
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mots motsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de motsm

  1. paard of hond met afgesneden staart of oren

Werkwoord

vervoeging van
motsen

mots

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van motsen
    • Ik mots. 
  2. gebiedende wijs van motsen
    • Mots! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van motsen
    • Mots je? 

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen