mokkig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mok·kig
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van mokken met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mokkig | mokkiger | mokkigst |
verbogen | mokkige | mokkigere | mokkigste |
partitief | mokkigs | mokkigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mokkig [1]
- boos en ontevreden
- Mijn zoontje vindt school niet meer leuk. Ik maak me daar zorgen om, ik zou liever zien dat hij met plezier naar school gaat. Vanmorgen bracht ik hem weg, hij was somber en mokkig. Ik wilde hem helpen maar wist niet goed hoe. Daarover piekerend fietste ik weg met buikpijn. [2]
- Drankjes komen niet of verkeerd, lege borden en glazen blijven op tafel staan, we moeten anderhalf uur wachten op ons eerste gerecht, dan een uur op het tweede en dan nog een uur op het derde. Om ons heen zitten steeds meer tafels mokkig zwijgend met de armen over elkaar.” [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord mokkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mokkig" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd P. Bijster 2 Setember 2013 God is een telefoon
- ↑ HP de Tijd 4 december 2015 Het Parool kraakt pop-up restaurant DWDD: “Eten in studentenhuis is beter”
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be