Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·kij·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miskijken
keek mis
misgekeken
klasse 1 volledig

Werkwoord

mískijken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miskijken
miskeek
miskeken
klasse 1 volledig

Werkwoord

miskíjken [2]

  1. een verkeerde kijk op iets hebben
    • De politiek is in beweging gezet op een manier die we in lange tijd niet meemaakten. Zij die dachten dat ze het oproer konden overstemmen door business as usual te eisen, hebben zich miskeken. [3] 
Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

Verwijzingen