Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • min·na·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord minnarij minnarijen
verkleinwoord minnarijtje minnarijtjes

Zelfstandig naamwoord

de minnarijv

  1. de keer dat men elkaar liefheeft; het vrijen; het bedrijven van de liefde
  2. een (buitenechtelijke) liefdesrelatie
Synoniemen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be