mineraliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ne·ra·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse minéraliser (met het achtervoegsel -aal) met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mineraliseren |
mineraliseerde |
gemineraliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
mineraliseren
- ergatief tot mineraal worden
- Het hout mineraliseert langzaam en raakt daardoor versteend.
- overgankelijk tot mineraal maken
- De blootstelling aan de bodem mineraliseert het hout.
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord mineraliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.