Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·strijdt

Werkwoord

vervoeging van
meestrijden

meestrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meestrijden
    • ... dat jij meestrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meestrijden
    • ... dat hij meestrijdt. 

Gangbaarheid