maskerachtig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mas·ker·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | maskerachtig | maskerachtiger | maskerachtigst |
verbogen | maskerachtige | maskerachtigere | maskerachtigste |
partitief | maskerachtigs | maskerachtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
maskerachtig
- gelijkend op, of eigenschappen hebbend van een masker
- Een patiënt met de ziekte van Parkinson kan een maskerachtig gelaat hebben zonder veel uitdrukking.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord maskerachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.