Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·vrei·knecht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord livreiknecht livreiknechten
verkleinwoord livreiknechtje livreiknechtjes

Zelfstandig naamwoord

de livreiknechtm

  1. huisbediende die een uniform draagt
     Prokofi, de livreiknecht die zo sterk was dat hij de achterkant van een rijtuig kon optillen, zat sloffen te vlechten van repen stof.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen