Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knecht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knecht knechten
knechts
verkleinwoord knechtje knechtjes

Zelfstandig naamwoord

de knechtm

  1. (beroep) iemand die in dienst is van iemand anders
  2. (wielrennen) wielrenner van een wielerploeg die de kopman helpt om te winnen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
knechten

knecht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van knechten
  2. gebiedende wijs van knechten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen