Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lek·rijdt

Werkwoord

vervoeging van
lekrijden

lekrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekrijden
    • ... dat jij lekrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekrijden
    • ... dat hij lekrijdt.