Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·tijd·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen leeftijdloos leeftijdlozer leeftijdloost
verbogen leeftijdloze leeftijdlozere leeftijdlooste
partitief leeftijdloos leeftijdlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

leeftijdloos

  1. zonder bepaalde leeftijd
    • Zij was een leeftijdloze schone die ook op latere leeftijd de mannen om haar vinger wist te winden. 

Gangbaarheid